Ludwig van Beethoven : Zevende Symfonie in A Op.92 | Afdrukken |
zaterdag, 25 december 2010 15:27

1. Poco sostenuto - Vivace
2. Allegretto
3. Presto
4. Allegro con Brio

Beethoven was de eerste komponist, die zowel als persoon als in zijn muziek voor het grote publiek bekend stond als 'de romantische persoonlijkheid'. Zijn leefwijze heeft daar ook wel toe bijgedragen. Hij gedroeg zich vaak als een potentaat, die de hele muzikale scene beheerste. Op latere leeftijd stond zijn portret met norse blik en warrige haarbos model voor vele schilders; een aantal portretten van Beethoven zijn echter uit de fantasie van de schilders voortgekomen. De uitstraling was toch belangrijker dan de gelijkenis.

Leven
Ludwig van Beethoven werd in 1770 geboren in Bonn. Hij kreeg vanaf z'n vierde jaar een hardhandige muziek-opvoeding. Het verhaal gaat, dat hij dikwijls 's avonds door zijn beschonken vader na een cabaret uit bed werd geschud, en tot in de ochtend werd gedrild achter de piano. Hoewel hij vanaf z'n achtste jaar een rijzende ster is, en publiekelijke triomfen behaald, is hij veelal somber gestemd. Hij klaagt over zijn gezondheid en vreest voor tuberkulose. "Deze zwakte gaat gepaard met melancholie, een bijna even ernstige kwaal als de ziekte zelf." Op de pas geopende universiteit van Bonn bestudeert hij alles wat los en vast zit, en raakt in de ban van de nieuwe revolutionaire ideëen, die vanuit Frankrijk komen overwaaien. De franse revolutie was in aantocht. Napoleon verpersoonlijkte aanvankelijk de nieuwe liberale geest. Beethoven heeft zijn derde symfonie 'Eroica' opgedragen aan Napoleon. Pas toen deze zich uit grootheidswaanzin tot keizer liet kronen, heeft Beethoven het titelblad verscheurd. Zijn leraren waren het over hem eens: "Beethoven was steeds zo koppig en ongebreideld, dat hij door harde ervaring zelf had moeten leren wat zij hem niet hadden kunnen bijbrengen." Hij gedroeg zich onbehouwen, was wars van elke etikette.
In 1892 verhuisde Beethoven naar Wenen, en dit zou zijn tweede vaderland worden. Vele van zijn werken ademen de sfeer van de Weense kultuur. Hij zette zich af tegen de aristocratie - kreeg daar zelfs ruzie over met Goethe. Muziek was in Wenen cultuurgoed van iedereen, Vanaf z'n dertigste sukkelde Beethoven met z'n gezondheid, en met een steeds toenemende doofheid. "Ik kan je vertellen dat ik een armzalig leven leid. Voor de laatste twee jaar heb ik het vermeden naar iedere sociale funktie te gaan, omdat ik niet kan zeggen tegen mensen 'Ik ben doof'." De laatste tien jaar voor zijn dood in 1827 kon hij geheel niets meer horen, dus de zevende symfonie heeft hij nog gedeeltelijk gehoord. In 1914 dirigeerde hij een concert met deze symfonie. Omdat hij de zachte passages niet kon horen, had hij zich verslagen, en ontdekte hij pas na enkele minuten, dat hij ruim tien maten voorliep. Deze lachwekkende situatie werd hem door de schare bewonderaars gaarne vergeven.

Zevende symfonie
De zevende symfonie werd vrijwel gelijk met de achtste gekomponeerd in 1812, toen Beethoven reeds grote roem had verworven. Een van de verworvenheden van de romantische symfonie was 'het idee' achter de muziek, ofwel het programma. Iets later in de tijd inspireerde dit 'idee' tot vele symfonische gedichten. Beethovens derde symfonie Eroica voldeed geheel aan deze stijl. De beroemde vijfde symfonie met het 'noodlotsmotief' eveneens. Velen hebben dan ook gezocht naar een programma achter de zevende symfonie, maar iedere speurtocht naar een concreet programma is onvruchtbaar gebleken. Men heeft de Zevende de symfonie van de dans genoemd. Wagner opteerde voor 'de apotheose van de dans'. Wagners kenschets duidt in ieder geval op het belang van de ritmiek en de energieke lading die het stuk draagt.

Van Danssuite tot Danssymfonie ?
Het thema van het eerste deel komt volgens Hermann Scherzen nauwkeurig overeen met een oude Venetiaanse dans, de forlana; het tweede deel zou zijn gemaakt naar het voorbeeld van de Spaanse Passacaglia, en het trio van het derde deel citeert een marshymne van Oostenrijkse pelgrims, die gezongen werd als een vertraagde dans. De finale is een echte duitse 'kontratanz'. Beethoven heeft waarschijnlijk met duidelijke bedoelingen naar deze dansen verwezen, juist om de dansmuziek te verheffen boven de traditionele dans-suite. In de tijd van J.S.Bach en Haendel vormen orkestsuites (cello-suites) en concerti grossi een aaneenschakeling van hofdansen. Muziek diende voor dansen en vermaak, Pomps en Circumstances (bv. de Watermusic van Haendel). De namen van vele hofdansen vinden we dan ook terug in deze stukken: siciliënne, bourree, menuet, rigaudon. Bij Mozart en Haydn is de muziek in vele divertimenti en serenades geëvolueerd tot een werk met een duidelijke struktuur en opbouw. De dans wordt meer een stijlfiguur dan muziek voor de (dans)gelegenheid. Onmiskenbaar dient de 'dansmuziek' van Beethoven de symfonische ontwikkeling en opbouw. Ook geen stijlfiguur meer, maar 'het idee' en de energie van de dans. Geen muziek voor de pasjes van de hofhouding; de apotheose van de dans !
Enige decennia geleden werden de symfonieën van Beethoven doorgaans 'Molto Bombastico' gespeeld door grote orkesten onder illustere dirigenten: Furtwängler, Klemperer, Von Karajan. Tegenwoordig kiest men liever voor een vertolking in kleinere bezetting. Dat komt meer overeen met het orkest waarover Beethoven zelf kon beschikken.
Gespecialiseerde orkesten met authentieke instrumenten hebben een nieuwe speelkultuur geïntroduceerd. Het VU-kamerorkest speelt wel op een modern instrumentarium, maar zal zich beijveren een heldere, energieke 'Beethoven' ten gehore te brengen.

1. Poco sostenuto - vivace
De zevende symfonie bezit, evenals andere symfonieën van Beethoven een langzame inleiding. In deze symfonie is de inleiding echter uitgegroeid tot een volwaardig onderdeel, met twee thema's. Beethoven lijkt echter de thema's expres eenvoudig te hebben gehouden, om een sfeer van ingehouden spanning te kreëren. De inleiding leent zich in ieder geval niet voor de vergelijking met een danssuite. Vanaf de eerste toon is er een symfonische klank. Merkwaardigerwijs is dit het enige fragment van de symfonie waar voluit gezongen wordt. Wanneer de inleiding overgaat in het vivace, klinkt het gepunkteerde ritmische motief dat het hele eerste deel zal beheersen. Daaroverheen zet de fluit expositie van het eerste thema in.

voorb.1

Een ongekende stuwende kracht plant zich voort door het hele deel. Een tweede thema, dat vaak duidelijk kontrasteert met het eerste thema, geeft het ritmische motief extra nadruk.

voorb.2

De doorwerking is vaak zo energiek, dat Carl Maria von Weber verklaarde, dat Beethoven 'rijp voor het gekkenhuis' moest zijn.

2. Allegretto
Het tweede deel van de symfonie is een impressief en plechtig Allegretto. Beethoven heeft zich naderhand wel afgevraagd, of hij het geen Andante had moeten noemen. Dat geeft aardig het probleem van het tempo weer. De muziek heeft de trage beweging van een Andante, maar moet de stroming en het lichte karakter van een Allegretto behouden. Zowel in het Allegretto als in het daaropvolgende Scherzo toont Beethoven wat de genialiteit van de eenvoud genoemd kan worden. De thema's liggen zo in het gehoor, dat nauwelijk voorstelbaar is, dat Beethoven ze geschreven heeft; dat ze daarvoor niet reeds bestonden, en reeds eeuwen tot het erfgoed van de cultuur behoren.

3. Presto
Het scherzo is in de klassieke vorm van de symfonie een vaste plaats toebedeeld. Maar het scherzo is van herkomst ook een dans, de traditionele Ländler uit de Oostenrijkse volksmuziek. Dit was een vrij langzame wals met een soort aarzelingen in de beweging, zoals we die kennen van de Wiener Schrammel-Musik. In de romantiek, de tijd van Beethoven dus, is deze vrolijke, wat boertige stijl omgevormt tot een snelle beweging. Dit karakter kreeg de funktie van een scherts, een soort intermezzo in de symfonische opbouw; voor het publiek om even op adem te komen. Dit Scherzo is in de 'Dans-symfonie' uiteraard geheel op z'n plaats.

4. Allegro con Brio
Het laatste deel heeft het karakter van een onstuimige Kontratanz. De vorm heeft veel weg van een rondo, omdat het eerste thema na wisselende variaties telkens in vrijwel ongewijzigde vorm terug keert. Er is ook veel van een sonatevorm met tweede thema, doorwerking, reprise te herkennen. Dus zoals met de meeste goede stukken, laat de symfonie zich niet eenduidig analyseren. Dit Allegro spreidt in ieder geval een ongekende vaart ten tonele; gunt zich ook geen bombastische finale; de symfonie verlaat dansend het gehoor.

© Marien Abspoel,  VU-kamerorkest eerste project voorjaar 1992