Benjamin Britten : Symphony for Cello and Orchestra Op 68 | Afdrukken |
zaterdag, 25 december 2010 16:04
  1. cartoon van benjamin brittenAllegro maestoso
  2. Presto inquieto
  3. Adagio   overgaand in
  4. Passacaglia

Drama
Britten (1913 – 1976) heeft veel meer opera's geschreven dan symfonische werken. Ook een groot aantal onbekende werken voor film en radio staan op zijn naam. Brittens muziek heeft een grote, bijna filmische uitbeeldingskracht. Daarmee staat hij in een lange traditie. Je zou kunnen zeggen dat een artistieke cultivatie van de symbolische dood onze westerse cultuur doortrekt.
In opera's wordt het drama uitvergroot door de dood als symbool te voltrekken. In de muziek van Beethoven's Eroica tot en met de Mahlersymfonieën vervult de treurmars eenzelfde theatrale rol. Het grote publiek is gefascineerd door Requiems.
Voor Britten was er meer dan een symbolische affectie. Hij was een principiële pacifist, weigerde dienst in de tweede wereldoorlog en bezocht kort na de oorlog het concentratiekamp Bergen Belsen. In Brittens oeuvre vormen het War Requiem en de instrumentale Sinfonia da Requiem hoekstenen. Bij de première van het War Requiem werden de solistenrollen gezongen door Galina Vishnevskaja (de vrouw van Rostropovitsj), Dietrich Fischer-Dieskau en Peter Pears; Russisch, Duits, Engels, als symbool van verzoening. Deze cellosymfonie vertoont met beide stukken verwantschap. Zoals in het vioolconcert en de Sinfonia da Requiem gloort aan het einde een visioen van vrede in een menselijke gemeenschap.
Waarom is dit een symfonie en geen concert? Alle instrumenten leveren een essentiële bijdrage aan de ontwikkeling van het werk, het thematische materiaal. De cellist neemt zonder twijfel de hoofdrol, maar meer als een theatrale persoonlijkheid dan als solist in de letterlijke zin. Maar hoe kan een drama-componist als Britten rond 1960 een symfonie schrijven? Een keurige sonatevorm is al te conventioneel. De kleine, veelal modale motiefjes lijken triviaal en variëren voortdurend. Toch zit er een duidelijke structuur in de partituur; motoriek lijkt hier echter een meer structureel gegeven dan de melodische thematiek.

Groteske
Als een monster uit een onderaardse grot komt de symfonie tot leven. Tuba, bassen en contrafagot zetten een basmotief in. Syncopen in de solocello en later in de blazers als de sluipende gang van een roofdier.
Ons monster dat tot leven komt is geen glorieuze held. Het wordt een tragische gestalte met een grimas. De grimas, die halve humor, wordt uitvergroot tot een Groteske. De 'Groteske' kennen we ook van andere komponisten zoals Prokofiev en Sjostakovitsj met satirische afbeeldingen van het stalinistische regime of de oorlogsmachine.  Maar Britten was een pacifist. Er is geen spoor van marsmuziek. Het eerste deel van de Cellosymfonie heeft de beweging van een treurmars, maar is toch een drietels-maat. Heel anders dan de Groteske van Prokofiev of Sjostakovitch: geen machine en ook geen bovennatuurlijke extase zoals bij Ravel. Brittens Groteske is een organisme met menselijke trekken.
Dat wankele punt tussen tragiek en humor en lyriek kenmerkt het hele oeuvre van Britten. In meerdere van zijn opera's nemen de grilligheden van het lot een prominente plaats in, en de hoofdpersoon isoleren van de gemeenschap. Peter Grimes is zijn bekendste opera, en Britten zag zichzelf ondanks al zijn succes op jonge leeftijd ook als zo'n eenling. Zijn homoseksualiteit en zijn langdurige verblijf in het afgelegen Suffolk hebben daar zeker ook toe bijgedragen.

Spelen met muziek
Ondanks dat in de cellosymfonie de extremen van hoog-laag, snel,traag, grimmig en onvoorspelbaar zoekt, kunnen we Britten niet begrijpen zonder de wetenswaardigheid dat hij een groot liefhebber was van Mozart, Purcell en Schubert, en ook veel eenvoudige volksliedbewerkingen heeft gemaakt. Britten gebruikt vele eenvoudige motiefjes. Die verwijzen terug naar modale middeleeuwse kerktoonladders. De Passacaglia is een variatievorm op een ostinato baslijn die terug te voeren is op een Spaanse dansvorm rond 1600. Het vierde deel van de symfonie heet Passacaglia, maar het begin van het eerste deel zou ook met overtuiging passacaglia kunnen heten.
Met Mozart en Schubert heeft Britten wellicht een speelse omgang met de noten gemeen. Misschien is het 'Spel' wel een goede metafoor voor dit stuk. Britten speelt een spel met het ontwijken van de verwachting. Met maatwisselingen, een spel met tonaliteit. Door de oriëntatie op de baslijn is er altijd een tonaal gebied voelbaar. Maar die verloopt in het orkest niet langs een voorspelbare weg. Britten speelt een spel met versnelling en vertraging. Maar Britten hangt geen enkel systeem aan. Hij flirt af en toe met de dodecafonie van Schoenberg, speelt met octatonische reeksen, heletoons toonladders, maar even goed met mineur-majeur harmonie alsof het een Mahler-symfonie betrof. In de Passacaglia wordt het melodische tegenthema eerst versnelt tot een kakelende volière. Aan het einde komt hetzelfde thema vertraagd terug tot een lazy swing. Spelen is belangrijker dan een systeem.
Maar is spelen dan ook humor? Hier beluister je niet een prototype grappig stuk. Wel een stuk met zo'n rijkdom aan ideeën, dat je kan glimlachen om de capriolen die de solist in het snelle deel uithaalt, de lazy swing waarmee het stuk tot zijn einde komt. Je kunt heimelijk lachen om het passacagliathema dat niet zoveel verschilt van een baslijn uit een carnavalslied. Om de melodie, die steeds maar uit de pas loopt met de baspuls. Dat een nobel trompet thema, versnelt klinkt in de houtblazers als een volière kwetterende vogels.rostropovitsj slava

Slava
Britten ontmoette Sjostakovitsj en Rostropovitsj tijdens herhaaldelijke reizen naar de Sovjetunie vanaf 1960. Hij vormde een vast duo (piano-cello) met Rostropovitsj aan wie dit concert is opgedragen. Ook een cello sonate met piano en drie suites voor cellosolo komen uit de vriendschap met 'Slava' voort. Britten dirigeerde de cellosymfonie zelf in 1964 voor het eerst in Moskou.
Het is niet verwonderlijk dat Britten de cellosymfonie Rostropowitsj op het lijf geschreven heeft. Meer nog, je zou het werk kunnen zien als een portret, in ieder geval van het kunstenaarschap en speelwijze van 'Slava'. Er is een documentaire waarin Rostropovitsj het ook aan hem opgedragen concert van Penderecki repeteert. Tijdens een lang aangehouden lage C slaakt 'Slava' een diepe kreet en roept door de repetitie heen: "hier brult de leeuw". Rostropovitsj heeft ongetwijfeld zijn geestdriftige Russische gemoed ten volle uitgeleefd in dit concert. 
Bovenal wekt de partituur de indruk dat Britten voor zijn vriend Rostropowitsj een stuk wilde schrijven dat zowel de solist, orkest en dirigent veel speelplezier biedt. In ieder detail voel je een gedachte, een emotie. Het is een stuk waarin je kunt leven.

© Marien Abspoel,  November 2001 VU-kamerorkest, Doris Hochscheid, cello