Bach en Mendelssohn kantates voor koor en orkest | Afdrukken |
zaterdag, 25 december 2010 20:21

Johann Sebastian Bach :       Cantate 68, Also hat Gott die Welt geliebt

                                        Cantate 192: Nun danket alle Gott

Felix Mendelssohn-Bartholdi:  Christe du Lamm Gottes

                                        Hör mein Bitten: Hymne

                                        Ach Gott vom Himmel sieh darein

                                        Verleih uns Frieden

In dit jubileumprogramma van kamerkoor Cantilene combineren we twee Cantates van Bach met vier werken van Mendelssohn. Deze combinatie is niet toevallig. Mendelssohn was een groot bewonderaar van Bach. Zoals bekend heeft hij na honder jaar weer voor het eerst de Mattheuspassion uitgevoerd, en daarmee een belangrijke rol gespeeld in de herwaardering van Bach en de Matheustraditie in het bijzonder.
De studie van Bach is bij Mendelssohn ook terug te vinden in zijn eigen werken. Daarin gebruikt hij oude vormen zoals hij die bij Bach vond: Fuga’s en koralen bijvoorbeeld. Twee werken op dit programma: ‘Christe du Lamm Gottes’ en ‘Ach Gott vom Himmel sieh darein’ worden ChoralKantate genoemd, omdat Mendelssohn als basis van het werk een koraalmelodie neemt. Ook de wisselwerking tussen dissonant en consonant, spanning en ontspanning, arsis en thesis die zo kenmerkend zijn voor de barok en Bach zien we terug bij Mendelssohn. En als we bij Mendelssohn op zoek gaan naar die oude vormen dan komt het lichte speelse karakter in zijn muziek optimaal tot uitdrukking. Terwijl die bij vele ‘romantische’ uitvoeringen met een modern orkest vaak ondersneeuwt in dikke sluiers. Daarom is het ook verrijkend om Mendelssohn te zingen en te spelen op oude instrumenten. De klank van de instrumenten past dan ook beter bij de klank van een kamerkoor.
Is Mendelssohn nu alleen maar ouderwets? Nee, Mendelssohn kijkt niet alleen terug, maar is ook een kind van zijn tijd. Dat zien we terug in een meer romantische, liedachtige benadering van de melodieën. Ook de harmonieën zijn anders, meer gericht op de opbouw van lange zanglijnen en expressie.

Het programma begint met Kantate 68: "Also hat Gott die Welt geliebt". Maarten in’t Hart schreef dat Bach zijn mooiste muziek heeft geschreven in 12/8ste maat. Dat zou dus kunnen gelden voor het openingskoor van de cantate. De combinatie van een plechtig drietels-dans en lange lijn van de koorstemmen doen wel wat denken aan het openingskoor van de Mattheuspassion. De sopraanaria is bekender dan de hele cantate, vooral doordat Bach er later in zijn wereldlijke jachtcantate Nr. 208 opnieuw gebruik van maakte. Maar hier in zijn oorspronkelijke uitgebreide vorm en dialoog met de solo cello-piccolo komt de muziek optimaal tot zijn recht. Het contrast met het openingsdeel is ook groot. Van statig naar uitbundig van d-mineur naar F-majeur. Van gedragen naar Presto. Het bariton-recitatief en aria klinkt een nobele Pinksterboodschap. Terwijl bij Bach de bas vaak de Christusrol vervult spreekt de solist hier direct de Christus aan: “Du bist geboren mir zu gute”. Bach besluit deze cantate met een virtuoze koorfuga. De tekst zou kunnen duiden op een streng oordeel maar in de muziek wordt deze strengheid geflankeerd door uitbundigheid en levensenergie.

De Kantate Nr.192:  "Nun danket alle Gott” wordt vrijwel nooit uitgevoerd. Omdat de meeste cantates meerdere solo-delen hebben, denkt men dat deze driedelige cantate misschien incompleet is. Ook is de tenorpartij verloren gegaan en deze is aangevuld door Bernhard Todt. Maar de drie delen vormen gezamenlijk een compleet en evenwichtig drieluik. Men kan dit een koraalcantate kunnen noemen omdat in de beide koordelen de sopraanpartij een koraalmelodie zingt, terwijl de andere stemmen hier omheen buitelen. Het is zeker een feestelijke cantate.  De gelegenheid waarvoor de cantate gecomponeerd is, is onbekend. Anders dan vele andere feestcantates, heeft Bach hier niet gekozen voor trompetten en pauken. Wel spelen de twee fluiten een belangrijke rol, en Bach heeft de beweeglijkheid en speelgemak van de fluiten gebruikt om virtuoze partijen te schrijven, die het koor uitbundig inleiden. Het duet voor sopraan en bariton is zowel in tekst als muziek zonnig en optimistisch. In het slotdeel wisselt Bach de lofprijzingen van het koor af met een instrumentaal thema (weer in 12/8ste maat) dat direct in je geheugen blijft hangen, zingt en danst, en nooit verveelt, alsof het op zichzelf de eeuwigheidswaarde van de muziek wil aantonen.

Christe du Lamm Gottes is een korte koraalcantate van Mendelssohn in een driedelige ABA-vorm. Het koor zingt dezelfde tekst drie keer, maar na de milde opening krijgt de smeekbede om vrede in het fugatisch middendeel een geestdriftige, bijna wanhopige lading. Daarna keert de rust terug en krijgt het “gibt uns deine Frieden” alsnog een weldadige warmte.

In vergelijking met de koraalcantates neemt Mendelssohn in de Hymne Hör mein Bitten een stap verder in de romantiek. Hier maken de barokke vormen als polyfonie en fuga plaats voor een melodische lijn. De sopraan neemt daarin ook letterlijk het voortouw. De dialoog met het koor dient ter ondersteuning van de tekst, expressie en uitbeelding van de menigte, die verontwaardigt is over het leed dat de spreker wordt aangedaan, en de smeekbede om vrede. Dat sluit naadloos aan bij het eenvoudige Verleih uns Frieden. Na een instrumentale inleiding met twee celli en fagot zingt het koor drie keer: eerst de bassen, dan de alten met een tegenstem in de bas, en tenslotte het koor vierstemmig. De instrumentatie met dubbele cellopartij, klarinetten en zonder hobo’s versterkt het milde karakter van het werk.
De Choralkantate Ach Gott vom Himmel sieh darein is onterecht het minst gehoorde Mendelssohnwerk van het programma. In het uitgebreide openingsdeel bezingt het koor de smeekbede om erbarmen, gekozen uit de eerste strofen van Psalm 12. In de tekst “Sie lehren eitel falsche List” klinkt verontwaardiging door, die door Mendelssohn is getoonzet als een fuga met omkering. De stijgende en dalende noten van het thema creëren wrange harmonieën die passen bij de tekst. Als in het koor de boosheid lijkt te overwinnen keert plotseling het klaagthema van de opening terug. Tegen de onstuimig spelende strijkers zet het koor nu een Luthers koraal in die met een door Mendelssohn zelf getoonzet Koraal glorieus besluit: “Darum spricht Gott .. ich hab ihr Klag erhöret.” In het volgende Bariton-recitatief neemt Mendelssohn strofen uit Psalm 103: “Barmherzig und gnädig ist der Herr”. In de Baritonaria en het volgende slotkoraal keert Mendelssohn weer terug naar de tekst van Psalm 12. Hier geeft de energieke ritmische ondersteuning van het orkest een extra dimensie aan het koraal. Met een herhaling van het thema uit het eerste deel sluit het orkest niet alleen het deel maar ook de cirkel van de gehele koraalcantate.

Marien Abspoel , programmatoelichting jubileumprogramma kamerkoor Cantilene Katwijk, uitgevoerd met barok en klassiek ensemble in november 2005