weblog muziek

Hiermee start ik een weblog over muziek

Muziek is voor mij een beetje hetzelfde als leven. Ademen, nadenken, voelen, hardlopen, stilstaan.

Muziek is vooral ook doen. Zelfs luisteren naar muziek op een CD is voor mij doen. Ik kruip erin, en loop mee in de muziek.

Muziek gaat met je aan de loop.



Trots | Afdrukken |
donderdag, 30 juni 2022 20:43

Collegium Musicum viert jubileum met ode aan de vrijheid

Afgelopen zaterdag (25 juni 2022) was ik trots. Ik ben nooit trots, omdat ik niet zo in de wereld sta, maar afgelopen zaterdag zong mijn dochter Irene in een concert van het Collegium Musicum in de Stadsgehoorzaal in Leiden. En Irene heeft als bestuurslid een jaar naar dit jubileumconcert toegewerkt.

Voor mij was de Stadsgehoorzaal een weerzien na 35 jaar, omdat ik, 35 jaar jonger in 1987 een concert mocht geven met Mahlers Tweede Symfonie in de Stadsgehoorzaal. Ik was toen voorzitter van het VU-orkest en het was een mega-project, en een wonder dat die concerten met meer dan 250 musici is gelukt. Toen kregen we een lovende recensie in het Leids Dagblad, die ik met enig zoeken aantrof in het digitaal archief van het Dagblad.

Irene klaagde dat recensenten geen zin hebben om naar CM te komen. Dat is onterecht. Niet alleen vanwege dit jubileum en de rol van studentengezelschappen in Leiden, maar ook vanwege het indrukwekkende niveau van musiceren. Laat ik daarom maar een recensie schrijven. Wellicht niet helemaal onbevooroordeeld, maar toch….

Het concert begint met twee psalmen van Grieg, uitgevoerd door het Groot Koor. Zoals terecht in de toelichting in het mooi uitgevoerde boekje staat, was dit voor Grieg niet zozeer geestelijke muziek, maar vooral een manier om zijn emotionele en rijke harmonische klanken te brengen. Het koor is evenwichtig en zuiver, wat geen overbodige luxe is in deze harmonieën. De tenor uit eigen koor, Coen Krimpenfoort zingt de soli verdienstelijk. Mijn Noors is niet voldoende om te beoordelen of de uitspraak van koor en solist adequaat was. Wellicht kon een beetje meer dictie geen kwaad.

Vervolgens zingt het kamerkoor van CM het Da Pacem van Arvo Pärt, begeleid door een strijkersensemble. Deze verstilde muziek krijgt een geconcentreerde, meditatieve uitvoering. Wellicht een beetje steriel, maar dat zegt wellicht meer van de muziek dan de uitvoering. Er is een mooie balans tussen de strijkers en het koor. Min-puntje: er was geen toelichting en geen teksten in het boekje.

Daarna treedt het volledige koor en orkest aan in de Bevrijdingscantate van Hans Brandts Buys. En dat blijkt een vondst! Niet alleen is dit een mooi jubileum-werk omdat het voor CM geschreven is. Het is ook een boeiend werk met veel contrasten en verrassingen. Bij zo’n onbekend werk kan je open gaan luisteren, en de muziek lijkt echt een kind van zijn tijd. En niet in de negatieve zin. Je hoort stijlverwantschap met Honneger, Stravinski, en de wat knoestige ambachtelijke (Nederlandse?) componeerstijl, die je ook aantreft bij Hendrik Andriessen en Badings. Geen verwantschap om je voor te schamen, en wellicht verrassend voor een musicus die vooral de boeken in is gegaan als clavecinist en revival van de Matthäuspassion. Zoals Irene vertelde, hadden koorleden aanvankelijk moeite om de noten in te studeren. Waar gaat de muziek naartoe? Des te beter, en lof dat dergelijke stukken geprogrammeerd worden!

Ondanks de uitvoerige toelichting in het boekje blijven er vragen over. Als deze bevrijdingscantate in 1945 is geschreven, is het dan ook in korte tijd na de oorlog gecomponeerd en uitgevoerd? En hoe heeft Brandts Buys in de oorlog kunnen werken? Hoe ging die samenwerking met tekstdichter Jan Engelman? De Bevrijdingscantate zou ter gelegenheid van de officiële heropening van de Leidse Universiteit haar première beleefde. Dat was in september 1945. Dan is het wel onder stoom en heet water tot stand gekomen. Op de website van de Universiteit staan foto’s van de heropening, maar niet van de uitvoering van deze Bevrijdingscantate. Waarom verliet Brandts Buys het CM en vertrok hij uit Leiden naar Utrecht?

Ondanks dat je, zoals verwacht, wat feestelijk patriottisme kunt ontwaren, is het aan componist en tekstschrijver te danken, dat er geen moment van schaamte ontstaat over de vaderlandsche lofdicht.

Het solistentrio werpt zich vol overgave op de Nederlandse teksten, maar het gezwollen taalgebruik staat de expressie enigszins in de weg. Gelukkig maakt de muziek veel goed. De finale besluit met een opwekking ‘komt broeders, komt zusters, komt lotgenoten’, en krijgt extra steun van een trompet en koorleden, die het voorgeschreven jongenskoor vanaf het balkon de zaal in projecteren.

Dirigent Gerrit Maas houdt koor en orkest goed samen, met zijn ongelofelijk duidelijke en efficiënte gebaren. Misschien komt dat wat afstandelijk over voor het publiek, maar hij laat de muziek voor zichzelf spreken, en die komt zeer goed tot z’n recht.

Dit werk verdient het om met regelmaat te worden uitgevoerd. Hopelijk vindt het initiatief van CM navolging. Wat een verfrissing, in vergelijking met de vaak conservatieve programmering van de vele Toonkunstkoren!

Na de pauze klinkt Beethovens Negende Symfonie. Een mooie combinatie natuurlijk met de Bevrijdingscantate. Het Symfonieorkest van CM treedt aan in forse formatie. Alleen de twee dappere contrabassen zijn wellicht een beetje onderbezet. Orkestdirigent Jeppe Moulijn zweept zijn keurkorps op tot grote hoogte. De musici gaan voor alle noten. Ook in de razend virtuoze passages, zoals het springerige Scherzo. Jeppe eist met zijn gebaren ieder accent met zichtbaar fanatisme. Daar vaart Beethoven wel bij. En denk niet dat hij voorzichtige tempi neemt. Integendeel, de tempi zijn hoog, zodat je ook als publiek af en toe naar adem snakt. Dat trekt hij door in de Finale met de ‘Freude, schöner Götterfunken’. Te snel? Dat is een opvatting, en hij krijgt orkest èn koor mee. Het solistenkwartet levert een mooie, flexibele en slanke bijdrage. Beter dan de vele zwaar aangezette versies die je vaak hoort. De finale is berucht om de grote aanspraak die het maakt op het uithoudingsvermogen en power van de zangers om de vele hoge noten over het orkest heen te projecteren. Maar ook daar blijft nuance in de frasering.

En zo wordt de finale een overweldigende ervaring, die de hele Stadsgehoorzaal vult. Als tijdens de uitvoering mijn gedachten dwalen, kan ik mij voorstellen hoe in de tijd van Beethoven de eerste uitvoeringen van deze Negende als een revolutie werd beleefd, die alle grenzen van verwachtingen overschrijdt, en alle musici en publiek op de proef stelt.

Een staande ovatie is de verdiende ontvangst. En na afloop tref je in de gangen allemaal stralende musici die stuiteren na de enerverende uitvoering.

De recensent van het Leids Dagblad in 1987 schreef “de harder-dan-hardst passages in het laatste deel (van Mahler 2) overschreden althans bij mij de pijngrens.” Waarna zij verzucht: “Een zekere aanpassing aan de akoestische eigenaardigheden van een zaal lijkt met toch wenselijk”. Er zijn sindsdien ook aanpassingen gemaakt met reflectie schermen langs de wanden van het toneel. Maar het Beethoven-orkest past hier wellicht ook beter dan Mahlers uit de hand gelopen droombeeld.

Na 35 jaar is de cirkel rond. Trots op m’n dochter….. en de grote groep die dit heeft mogelijk gemaakt.

Marien Abspoel

Bronnen:

De foto van de uitvoering is genomen door Simone Both, met dan voor gebruik.

Hoe de Leidse universiteit na de oorlog weer opende - Universiteit Leiden

hbb-bio (xs4all.nl)

Leidsch Dagblad | 17 december 1987 | pagina 23 - Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken (courant.nu)

 
Bladmuziek eindelijk klaar | Afdrukken |
zaterdag, 02 februari 2013 19:47

Het voelt als het toppunt van materialisme!

Sinds meer dan twee jaar heb ik geknutseld aan bewerkingen van muziek van Bach voor viool en altviool. Van de tweestemmige Inventionen bestond al wel een bewerking, maar die vond ik niet goed.

En tour de force was een bewerking van de Tweede Engelse Suite Nr.2 voor viool en altviool. Dat is oorspronkelijk geschreven voor clavecimbel. Van de zes Engelse Suites is dit de enige die op viool en altviool te spelen is.

Dan moet je wel af en toe trucs uithalen om alle noten te spelen. Zo is de Sarabande grotendeels vierstemmig. Dat vraagt veel van de spelers en van het arrangement. Maar het maakt het ook leuk en uitdagend om het arrangement leuk, speelbaar en 'werkend' te maken. 'Werkend' in de zin dat het spelen van deze bewerking iets toevoegt aan het repertoire.

Naast de tweede suite heb ik ook de vijfde suite bewerkt voor strijktrio. Dus met een cello erbij.

Het afgelopen half jaar is daar ook nog een bewerking bijgekomen van negen Fantasieën van Thomas Morley, in verschillende transposities geschikt voor viool en altviool, altviool duo of vioolduo.

En gisteren eindelijk alles bij elkaar verzameld, in een paar grote bestanden naar de MultiCopy winkel gestuurd, en daarna gekopieerd op extra zwaar 160grams papier en alles in boekjes gevouwen en geniet.

Toen nog een paar extra uitvouwbladen inplakken. En nu is het klaar!

Dan kunnen we gaan spelen zonder dat de kopietjes van de lessenaar afvallen.

Voor nu komt nog het meeste in mij op dat het klaar is. Afgerond, en mooi opgeborgen in de kist met bewerkingen. Natuurlijk heb ik een digitaal archiefje waar alles in bewaard wordt.

Maar zo'n hardcopy van jezelf is toch niet te versmaden. Je wordt er gewoon een beetje hebberig van.

Laten we maar zeggen dat het mij verplicht om deze muziek te blijven spelen. Daar wordt de wereld toch weer een beetje vrolijker van.

 

 
Muziek mag niet onschuldig zijn | Afdrukken |
zondag, 09 mei 2010 21:08

In mijn manier van muziekbeleven geldt één hoofdregel: Muziek mag niet onschuldig zijn. Dat betekent dat het ergens over moet gaan. Dat het wezenlijk is, en misschien ook aanstoot geeft.

Muziek die aanstoot geeft is beter dan muziek die langs je heen glijdt.Szymanowski bij volksmuzikanten Muziek die irriteert, obsedeert, graaft, wankelt, danst, valt, opheft, grenzen opzoekt, leeft.

Die grenzen zeggen iets over hoe mensen met elkaar omgaan. Waarom ze grenzen opzoeken. Of juist in het veilige midden van de verwachting en bevestiging ervan willen blijven.

Muziek die zijn eigen noodzaak bezingt is uiteraard spannender dan muzak in de Bijenkorf.

Maar als muziek aanstoot wil geven, dan moet het ook niet vervreemden van het publiek. Alleen avantgarde om het piep-knars bereikt niemand en zet dan ook weer niemand aan het denken.

Met weemoed denken we terug aan de première van Le Sacre du Printemps in 1913 in de Opera in Parijs. Dat werd een regelrechte rel. Maar wellicht ook een rel omdat het publiek van toen ook naar het theater ging in de hoop dat ze weer eens een lekkere rel zouden meemaken.

Dat is heel wat anders dan de receptie die nieuwe muziek momenteel krijgt van de eminence grise van kunstminnend Nederland.