Boekbespreking Filosofie voor een betere wereld | Afdrukken |
woensdag, 03 oktober 2012 16:18

Ik heb de afgelopen dagen gelezen in Filosofie voor een betere wereld van Floris van den Berg.

Mij overkwam een groeiende weerzin. Hoe is het mogelijk dat een hoofddocent filosofie met zoveel idealen en actiebereidheid zo naïef en kort door de bocht kan omgaan met zijn argumentatie. Met enige afstand bekeken zou ik positief geformuleerd kunnen zeggen, dat dit boek snel, te snel geschreven is. De boodschap van Van den Berg is duidelijk. Hij bedient zich helaas van zulk grof geschut, dat hij lezers tegen zich in het harnas jaagt. Het publiek dat hij bereikt heeft het niet nodig om verhalen met walging en holocaust te horen om te begrijpen dat het ernst is om de wereld te veranderen ten aanzien van milieu, ecologie, duurzaamheid en zorg voor dieren.

Het leed staat centraal. Streef naar zoveel mogelijk vrijheid met zo weinig mogelijk leed. Daar moet ik toch wat kanttekens bij zetten. Ten eerste vind ik het leed in de summiere beschrijving van Van den Berg zeer etnocentrisch geformuleerd. Er zijn veel mensen die zinvolle beschrijvingen over lijden hebben gebracht, maar bij Van den Berg kan ik dat niet vinden. Zouden verschillende culturen onder leed hetzelfde verstaan? Van den Berg laat zichzelf verleiden tot een soort goddelijk perspectief van waaruit hij de wereld beschouwt en alle verschillende levensvormen langs de meetlat legt om te meten hoeveel leed deze levensvorm kan beleven. Ik ben zelf geen cultuurrelativist, maar deze exercitie acht ik volkomen zinloos. Het opstellen van een systematische meetlat voor lijden is goddelijke onzin. En voor een geloofhater zoals Van den Berg zou dit toch een gotspe moeten zijn. Hij zou beter kunnen kiezen voor een democratisch forum dat geldigheid van claims over duurzaamheid (en eventueel leed) kan toetsen en corrigeren.

Misschien belangrijker dan het etnocentrisch gehalte van het leed dat Van den Berg ziet is dat zijn keuze voor het Leed (laten we het met een hoofdletter schrijven) vooral een negatieve is. Waarom benadrukt hij vooral het negatieve, Leed, en niet het positieve: Geluk, of voor mijn part: vooruitgang (Van den Berg ziet zichzelf immers ook als een neo-verlichtingsdenker.) Hiermee laat Van den Berg zien dat hij weinig heeft begrepen van Nietzsche, die hij onterecht zo in een hoek zet. Wat Nietzsche zeker toevoegt met zijn begrip van Übermensch, is het idee van positieve energie. Mensen worden uiteindelijk niet gemotiveerd door het lijden, maar door de kansen die het positieve doel biedt. En dat hoeft volgens Nietzsche juist niet het kapitalistische graaien en consumeren te zijn. Nee, de Übermensch ontstijgt zichzelf en verwezenlijkt nieuwe doelen, bijvoorbeeld in kunst, maar ook in zorgen voor de wereld (zonder medelijden). Het positieve van Nietzsche, het Dionysische is tevens de motor van de wereld. En daar ontbreekt het Van den Berg aan inzicht en zelfkritiek. Waar zit de motor in het betoog van Van den Berg, die er voor zorgt, dat de (bij hem altijd individualistische) mens gemotiveerd wordt om te doen wat er volgens hem allemaal MOET? Want laten we dat MOETEN maar met hoofdletters schrijven, want er moet nogal wat. Het hele boek staat vol met MOETEN. Van den Berg zegt wel iets in deze richting. Over de Gouden Regel, ‘wat u niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook ander niet’. De negatief geformuleerde Gouden Regel is volgens de auteur ‘beter’ dan de positief geformuleerde (zoiets als ‘doe de ander wat je zelf ook wil dat jou geschiedt’). Deze beschrijving schiet echter te kort omdat de auteur suggereert dat een mens volgens de Gouden Regel zijn motivatie voor zijn handelen (altijd) haalt uit de interactie met een ander. Maar dat hoeft niet zo te zijn. Je kunt prima iets doen wat een ander niet wil! Als die ander er maar niet (teveel) last van heeft. En mensen willen vaak ook aardig gevonden worden, en anticiperen reacties van anderen, door uit eigen initiatief iets aardigs te doen. In de beschrijving van de auteur blijven we zitten met onduidelijkheid, wat mensen drijft. Niet de negatieve Gouden Regel! En ‘vrijheid’ is als term veel te vaag!

Van den Berg gelooft heilig in de Maakbaarheid van de samenleving. Dat spat van iedere pagina af. Zonder dat hij betoogt waarop hij dat baseert. Alsof ieder doel dat je jezelf stelt omdat je jezelf (en ieder ander waarmee je jezelf in het gedachtenexperiment universeel subjectivisme identificeert) ook haalbaar zou zijn. Daarmee wordt misschien wel de grootste zwakte van het als manifest geschreven boek duidelijk. Het is helemaal niet zo dat mensen het oneens zijn met de meeste van zijn zorgen over dieren, milieu en duurzaamheid. Het is het probleem dat veel mensen, politici en instituten en overheden menen dat er niks aan te doen is. Dat de mens nu eenmaal gedreven wordt door hebzucht. En dat je wel van alles kunt willen, maar dat het resultaat toch nooit overeenkomt met je mooie doelen. Dat zie je bijvoorbeeld terug in de huidige discussie over ontwikkelingshulp. Hoewel je bij deze hele discussie vraagtekens kunt stellen, en belangenafwegingen kunt laten meewegen in je oordeel, steekt de naiviteit van Van den Berg hierbij schril af. Geld geven aan armen is goed! Dat riekt naar salonsocialisme en afkopen van een slecht geweten.

Ik ben misschien te weinig een verlicht denker. Maar ik ben toch oprecht verbaasd, om in een boek met filosofische pretentie zo onomwonden en dogmatisch een keuze voor het individualisme aan te treffen, zonder dat die keuze op zijn filosofische merites wordt beoordeeld. Je kunt tegenwoordig volgens mij niet meer zinvol over individualisme spreken, zonder dat je expliciet de discussie aangaat met 30 jaar anti-humanistische kritiek. Dat is niet alleen een miskenning van zeer verschillende denkers zoals Foucault, Levinas, Baudrillard en anderen die tot post-moderne of post-structuralistische stromingen worden gerekend. Het is ook zonde, omdat zorgvuldige lezing van deze vooral franse filosofen laat zien, dat velen zeer sterk politiek bewust en bewogen zijn, en zich juist graag inzetten voor de maatschappelijke zaak. Het zijn allerminst allemaal navelstaarders zoals Van den Berg wil doen geloven. Ik vind het prima als Van den Berg zich aan het einde van zijn boek hartstochtelijk tot het humanisme bekeert. Een beetje vreemd voor een geloofshater, maar daar zit ik niet mee. Waar ik wel mee zit is waarop dat individualisme gebaseerd is, en wat dat voor gevolgen heeft voor de geldigheid en bruikbaarheid van zijn theorieën en mooie aanbevelingen tot actie. Eigenlijk tref je in zijn boek helemaal geen beschrijving aan, waarop het individualisme gestoeld is. Ik verwacht daarover een soort antropologische beschouwing. Niets van dat alles. Is De mens wel zo individualistisch? Is die wel zo vrij?

Daar komt Van den Berg volgens mij ook niet uit. De tekst komt in ieder geval niet veel verder dan dat het individu zo vrij mogelijk moet zijn, zonder de ander schade te berokkenen. Die schade wordt echter vrijwel nergens geoperationaliseerd. Of alleen in apocalyptische vorm, zoals de vernietiging van de wereld. Maar dat helpt niet. Hoeveel vrijheid weegt op tegen hoeveel schade? Er is altijd invloed, als iemand zijn vrijheid ‘neemt’. Is dat schade? Hoe ruil je dat tegen elkaar uit? Ik lees er niets over. Je zou tenminste kunnen wijzen op zoiets als een maatschappelijk democratisch of juridisch forum, waarin de maatschappij daarin bemiddelende procedures uitwerkt en uitvoert.

Filosofisch gezien loopt het betoog van Van den Berg spaak. Hij bedient zich te vaak van essentialistische termen. Hij weet hoe de wereld in elkaar zit en wat er moet en wat niet mag. Daarmee scheert hij tenminste erg nauw langs de afgrond van de goddelijke utopie van More die hij zelf zo bekritiseert. En zijn eigen essentialisme maakt de tekst kwetsbaar voor de reeds eeuwen gebruikelijke kritiek op essentialismen. Daarom kan je binnen de discours van zijn boek aanvoeren, dat DE mens helemaal niet individualistisch IS. Dat de door Van den Berg geroemde wetenschappelijke methode laat zien, dat mensen doorgaans beslissingen nemen zonder dat zij rationele argumentaties hebben bedacht. Dat mensen zich als kuddedieren gedragen, bijvoorbeeld op strandfeesten in Rotterdam of voetbalhooligans. Dat de meeste mensen geen individuele vrijheid willen, maar rijtjeshuisje, boompje, beestje, en eten op je bord.

Naar mijn overtuiging mist Van den Berg een belangrijk punt. Het individualisme is geen bruikbare antropologisch of politiek-filosofisch gegeven. Het is een constructie, bedacht door slimme mensen in de lange geschiedenis van de mens. En het is een waardevolle constructie. Die constructie stelt ons in staat om normen te stellen en procedures te bedenken waarmee we de maatschappij kunnen sturen. Zo zijn wetgeving en jurisprudentie gericht op de verantwoordelijkheid die individuen worden toegedicht. Je kunt er altijd aan twijfelen of mensen verantwoordelijk zijn voor wat ze doen, maar in enkele gevallen daargelaten (zoals ontoerekeningsvatbaarheid of berechting van kinderen) wordt dat principe in de samenleving nagevolgd. Daarop bouwen we de democratie en regels ter correctie van uitwassen van de ‘vrije, open’ samenleving. Die vrijheid en individualisme is echter niet ontwijfelbaar. Het is beter om de constructie van dat individualisme te benoemen, en het waarom van die keuze in te brengen in de politieke, maatschappelijke en filosofische discussie. Dat doet Van den Berg jammer genoeg niet.

Naar mijn overtuiging mist Van den Berg een belangrijk punt. Het individualisme is geen bruikbare antropologisch of politiek-filosofisch gegeven. Het is een constructie, bedacht door slimme mensen in de lange geschiedenis van de mens. En het is een waardevolle constructie. Die constructie stelt ons in staat om normen te stellen en procedures te bedenken waarmee we de maatschappij kunnen sturen. Zo zijn wetgeving en jurisprudentie gericht op de verantwoordelijkheid die individuen worden toegedicht. Je kunt er altijd aan twijfelen of mensen verantwoordelijk zijn voor wat ze doen, maar in enkele gevallen daargelaten (zoals ontoerekeningsvatbaarheid of berechting van kinderen) wordt dat principe in de samenleving nagevolgd. Daarop bouwen we de democratie en regels ter correctie van uitwassen van de ‘vrije, open’ samenleving. Die vrijheid en individualisme is echter niet ontwijfelbaar. Het is beter om de constructie van dat individualisme te benoemen, en het waarom van die keuze in te brengen in de politieke, maatschappelijke en filosofische discussie. Dat doet Van den Berg jammer genoeg niet.

Volgens mij moet Van den Berg proberen iets minder in de vrijheid van andere mensen in te grijpen, om wat ze ‘geloof’ te noemen. Dan zal ik hem in zijn eer laten te geloven dat zijn geloof in wetenschap, humanisme, individualisme geen geloof is.

Het lijkt alsof hij dat verspilde tijd vindt. Hij moet snel naar zijn doel: het redden van de wereld. Daarbij kan je geen tijd verspillen aan nuances: Religieuze mensen hebben de neiging om af te wijken van wat de meerderheid van de mensen vindt dat door de beugel kan. Bah! Wat een kromme plattitude en generalisatie!

Merkwaardig genoeg vind ik zijn laatste hoofdstukken over een betere wereld en zijn proeve van een ‘Ecohumanistische manifest’ beter te lezen. Niet diepzinnig, maar wel helder gekleurd. Hij mag van mij best een statement maken. Het lijkt mij wel meer milieupolitiek dan filosofie.

Bovenal is de onderneming om een duurzame wereld na te streven een zeer belangrijke onderneming. Die verdient het om veel genuanceerder filosofische beschouwing, die daarmee hopelijk meer verspreiding en draagvlak in de samenleving, en onder politici en filosofen moge bereiken.