Tristan Keuris : Symphonic Transformations | Afdrukken |
zaterdag, 25 december 2010 17:39

Symphonic Transformations werd in 1987 gekomponeerd als een opdrachtstuk voor het Houston Symphony Orchestra (Texas). Het was ten tijde van de uitvoering op een tournee door het VU-orkest in 1992 Keuris' meest recente orkestwerk, en eerder in Nederland slechts twee uitvoeringen mogen beleven. De bezetting is voor groot orkest met een uitgebreide slagwerkgroep, inclusief marimba, vibrafoon, celesta en klokkenspel.

Tristan Keuris is geboren in 1946. Hij studeerde kompositie bij Ton de Leeuw, en heeft een reputatie opgebouwd met zeer brilliante, virtuoos geïnstrumenteerde werken. Sinfonia, in 1973 geschreven voor zeer groot orkest, oogstte veel bijval. Het VU-orkest heeft dat werk in 1986 gespeeld. Keuris heeft werken geschreven in bijna alle muziekgenres: piano, kamermuziek, soloconcerten (Saxofoons, cello), blazers, vokale muziek. Mogelijkerwijs ligt een opera in het verschiet. Voor Keuris vormen zijn komposities een soort ontwikkelingslijn. Zijn voorliefde voor dynamische, kleurrijke muziek met spanning en drama baant zeker de weg naar de theatrale vorm.

Een dirigent en orkest kunnen een komponist zelden in levende lijve bij hun programma te betrekken. Daan Admiraal heeft deze gelegenheid aangegrepen om Tristan Keuris op te zoeken. Ook was de komponist aanwezig bij een repetitie, om nog enkele aanwijzingen 'tussen de noten door' te geven. Enkele fragmenten uit dit gesprek bieden een levendige toelichting op deze kompositie.
 
  Keuris: "Ik knoei altijd net zolang met het materiaal tot ik het gevoel heb, dat het muzikaal iets wil. Het hoeft niet altijd snel te zijn, maar het moet een bepaalde stuwing, een zekere kiemkracht bezitten.
Maar ik heb helemaal geen theorieen of wat dan ook. In tegenstelling tot vele anderen. Ook niet van 'zo moet het'!
Ik vergelijk klanken voor mezelf graag met materialen of temperaturen. Dus, ijskoude, vreselijke warme, schroeierige, viltige klanken; staal."
Admiraal: "Of door een betonnen muur heen."
K: "Ja, nou ja, iémand erdoor heen."

A: "Ik vindt het een zonnig stuk. Er is zoveel grauwe muziek in de nederlandse oogst."
K: "Ja, dat zit vaak ook in de belabberde instrumentatie. Maar als je dit niet behoorlijk exakt speelt, dan wordt het nog grauw."
A: "Het lijkt wel of het met een enorme vaart is geschreven. Dat is blijkbaar niet zo, maar het straalt een soort muzikantesk plezier uit, en een behoefte aan ornamentale beweeglijkheid. Alles is eigenlijk voortdurend in volle vaart in beweging. "

A: "Het stuk heet Symphonic Transformations, en dan is natuurlijk de vraag: Wat transformeer je?"
K: "Dat weet ik ook niet, hoor, want ik heb het stuk zonder titel naar Novello (de uitgever) gebracht, ik zeg:  'bedenken jullie iets voor mij.'  Het moet iets met symfonisch zijn, want het heeft iets van een laatromantische ouverture, een symfonisch vorm. Het is echt een opening van een programma, een feestelijke gelegenheid.
Maar wat het transformeert? ... Elk stuk wat ik maak zou zo kunnen heten omdat ik altijd zo werk."

Symphonic Transformations begint met een kwintinterval A-D in de solo-trompet, waarmee het stuk ook zal eindigen. Er wordt een voortdurende variatievorm gebruikt; concrete thema's komen niet voor. Toch geeft de trompet een goede indruk van het basismateriaal van het hele stuk.

Voorbeeld 1

Intervallen van een kleine secunde (al dan niet geoktaveerd) en kleine tertsen (plus tertsenstapeling) leiden tot vrij gevariëerde (oktatonische) reeksen. Ieder motief heeft een effektief ritme en grote sprongen meegekregen, die de muzikale lijnen spanning en herkenbaarheid verlenen. De expositie van de trompet, is dus ook een soort inleiding voor het gehoor. De enkele tonen bereiden al zoekend de weg voor een eerste orkestrale eruptie.
Alle stemmen klinken door elkaar, maar doordat iedere lijn een zeer geartikuleerde motoriek heeft, is wonderlijk veel van dat lijnenspel te horen. Dit weelderige palet beweegt zich voort in patronen van spanning en ontspanning, en geëxalteerde schreeuwende climaxen, die doen denken aan de expressionistische muziek van Schoenberg.
 
 K: "Ja, dat is een beetje het duitse expressionistische, wat ik leuk vind om te doen, omdat ik er zo'n hekel aan heb gehad. O ja, in die climaxen vind ik het fijn, om door te duwen. Je hebt iemand tegen een muur gedrukt, en hij moet er doorheen. Dat wil ik dan ook hoogstpersoonlijk doen. Ik ben uitermate geweldadig."
A: "Daar is dit orkest wel goed in."
 
Een tweede orkestrale eruptie begint met een grommende aanzet van de lage strijkers. Veel gebruik van losse snaren geven de strijkers extra 'suspense' en drama om zich te meten met het blazersgeweld.
 
 K: "Het moet heel heftig, heel breeduit; lekker gieren. Dit moet natuurlijk wel exakt gespeeld worden, maar niet droog."
 
Een verwijzing naar de late werken van Mahler, die Keuris maakt, krijgt hier inderdaad gestalte. Vanuit deze overvloed begint de klank steeds meer uit te dunnen. De volgende levendige passage 'molto animato' blijft helder, transparant en opgewekt. Stravinsky kijkt hier zeker over de schouder. Na een ingekorte reprise van de eerste orkestpassage versterft de orkestklank tot een enkele blazerslijn.
 
 K: "Op het hoogtepunt bijt het stuk zich in de staart. Het lijkt voort te schrijden, maar we zijn weer vlak bij het begin; terug bij hetzelfde materiaal."
 
Mysterieuze nachtgeluiden, fluisterend slagwerk zonder duidelijke toonhoogte maken zich meester van dit vacuüm.
Na flarden van enkele blazers weet de fluit met virtuoze buitelingen het orkest te bewegen tot een brede apotheose, die met alle omspelingen de kwint D-A als stralend middelpunt heeft.
 
 K: "Ik had een soort morgenstond-gevoel. Vanuit het komplete duister en niet gedefinieerde, het slagwerk in het begin. Er is niets met vaste toonhoogte. Gaandeweg trekt die nevel wat op; er komen voorzichtig wat kwinten in. Dan komt daar opeens die maagdelijke fluit opzetten..."
 
Een veelvuldig omspeelde Gis nodigt uit om de D-A kwint van de diepten tot in de hoogste 'boventoon-achtige klanken' te kompleteren. De laatste klank is een verzengende, aangehouden roep die alle hemelpoorten opent ... voor ... Bartóks pianoconcert; ook in D. [in de tournee van het VU-orkest volgde het tweede pianoconcert van Bartók]. Toeval?

Programmaboekje VU kamerorkest, zomer 1992

© Marien Abspoel