Anton Bruckner Symphonie Nr.6 in A | Afdrukken |
maandag, 28 november 2011 22:13

I    Majestoso
II  Adagio  Sehr feierlich
III   Scherzo   Ruhig bewegt (etwas gemessen)
IV   Finale:  Bewegt, doch nicht zu schnell

Sommige muziek roept extreme reacties op. De symfonieën van Bruckner lijken in deze rubriek te vallen. Er zijn Bruckner bewonderaars en Bruckner-haters. Een kleine zoekactie op internet levert een bonte verzameling commentaren. Er is een Internationale Bruckner Gesellschaft, er zijn Bruckner clubs over de hele wereld. Maar er zijn ook verklaarde tegenstanders. Negatieve opinies en kritieken verschenen zelfs in een gerenommeerde bron als de Encyclopaedia Brittanica. Maar er is ook weer een Spotify Play list om alle versies van alle symfonieën te kunnen luisteren. Voor de echte adepten. Maar zelfs bewonderaars zwaaien de Zesde Symfonie niet unanieme lof toe. In uitvoeringen wordt de Zesde wat stiefmoederlijk bedeeld.
Wat maakt nu dat mensen zo’n oordeel hebben over Bruckner? Het is overduidelijk Duits/Oostenrijkse romantische muziek. Zijn negen symfonieën zijn enorme grote bouwwerken,  die zeker uithoudingsvermogen vergen. En in vergelijking met Wagner is de muziek van Bruckner abstrakt. Er is weinig verhaal anders dan de pure muziek. In de orkestratie maakt Bruckner vaak gebruik van het hele orkest met veel koperblazers. Sommige mensen noemen die muziek ‘zwaar’, wat daarmee ook bedoeld mag worden.
‘Die Sechste ist die Keckste’ is een citaat van Bruckner. Het is een prikkelende uitspraak omdat je die niet zou verwachten uit de mond van deze introverte en diepreligieuze man. En hij is ook opvallend omdat we de connotatie ‘Keckste’,  wat zoiets betekend als ‘brutaal’, ‘vrijmoedig’, ‘druk’ , ‘lichtzinnig’ niet zo snel associëren met de muziek van Bruckner. Wat zou er dan vrijmoedig zijn aan de Zesde? Er zijn zeker momenten dat de muziek brutaal binnenvalt, zoals de eerste forte-passage in het eerste deel. Misschien vond Bruckner zelf dat hij met ritmische experimenten het verst was gegaan in deze symfonie. 
Bruckner schreef zijn Zesde Symfonie tussen 1879 en 1881. Bruckner was van eenvoudige komaf en groeide op in de buurt van Linz in Oostenrijk. Hij was tijdens zijn leven vooral bekend als organist. Hij leidde een teruggetrokken leven, was diep gelovig katholiek, en bij bezoek in Linz en Wenen maakte hij door zijn onaangepaste gedrag weinig vrienden. Ook heeft hij het ongeluk gehad om in de cultuurstrijd tussen Brahms en Wagner in de verdrukking te komen. Bruckner bewonderde Wagner, en kon daarmee op afkeuring van (de protestante) Brahms rekenen, terwijl veel Wagner-adepten hem te klassiek vonden. Bruckner was bovendien zeer gevoelig voor kritiek en heeft van zijn Symfonieën vele versies gemaakt. Alleen van de Zesde bestaat maar één versie. Was hij misschien één keer wel zelfverzekerd?
Bruckner bouwt al zijn symfonieën op als monumentale kathedralen. Melodische motieven weeft hij vaak in een vindingrijke meerstemmigheid. Opmerkelijk is dat zowel het eerste, tweede deel en de Finale van deze symfonie in sonatevorm zijn gecomponeerd. En waar Beethoven nog met twee thema’s toe kon, gebruikt Bruckner hier telkens drie thema’s die hij als motieven telkens varieert en aanpast aan de wisselende harmonieën.            

Veel grootschalige symfonieën sinds Beethoven beginnen met een langzame inleiding. Zo niet Bruckners Zesde. Het eerste deel begint met een snel ritmisch motief dat we ook het motto van de hele symfonie kunnen noemen. Afwisselende 3 en 4-delige ritmes naast en door elkaar heen. De celli introduceren een thema maar omdat de harmonieën onder het thema wisselen en geen grondtoon gebruiken, blijft de luisteraar nog in onzekerheid. Pas wanneer het hele orkest met kracht inzet op maat 25 weet iedereen dat de expositie echt begonnen is. Met hetzelfde thema en ritmische motto wat sinds de eerste maten klinkt (fig.1).


Fig.1: Bruckner, Symfonie Nr.6, Deel 1, 1e thema met ritmische begeleiding

Kenmerkend in deze symfonie is een harmonische modulatie een terts omhoog of naar beneden. Dat horen we aan het begin in de eerste forte-passage. Voor onze oren klinkt het bijna filmmuziek. Alsof het zo uit Startrek is geknipt. En niet alleen de harmonie, ook de orkestratie met grote rol voor het koper in forte-passages doet aan massa-scènes van epische films denken. Maar dan bijna honderd jaar eerder. En Bruckners eerste thema in frygische modus is rijker, dramatischer, persoonlijker dan zijn veel van zijn filmische epigonen.
Terwijl de symfonie in A-grote terts staat, gebruikt Bruckner de frygische kerktoonladder zodanig, dat de tonen klinken als een mineur toonladder (fig.2)

 

Fig.2: Toonladder A majeur en A frygisch. Vergelijk met 1e thema fig.1

 

 

 

 

 

 

Het tweede thema is een zangthema in de hoge strijkers en hoge blazers. In combinatie met de begeleiding doen de dissonanten even aan de barok denken. Ook in dit tweede thema is het ritmische samenspel van 3 tegen 4 te horen (zie fig.3).  Een derde thema wordt unisono forte ingezet en is feitelijk alleen een ritmisch motief.

viool 1
viool 2
 altviool
cello

 

fig.3: Bruckner, Symfonie nr.6, Deel 1, 2e thema

Als het eerste deel energiek en  grotesk is geëindigd, biedt het liefdesthema van het tweede deel verzachting (fig.4). Maar de muziek twijfelt tussen mineur en majeur, en een klagend frygisch motief in de hobo brengt weemoed met zich mee. Het tweede thema is daarmee vergeleken optimistisch. Het derde thema is daarentegen een treurmars, die bij Mahler op waardering zou kunnen rekenen.
 

Fig.4: Bruckner, Symfonie nr.6, Deel 2, 1e thema met frygische baslijn.

 

 

 

 

 

 

 

Het Scherzo is merkwaardig in de zin, dat Bruckner in het hele deel melodie heeft ingeruild voor ritmiek en motoriek. Signalen, opwaartse en neerwaartse beweging buitelen over elkaar heen. Zelfs het trio biedt in afwisseling van strijkers pizzicato en hoornakkoorden eerder een mozaïek dan een melodie. Het motief in de houtblazers is een citaat uit de vijfde symfonie dat in het trio als een herinnering is verdwaald.

De finale begint bijna terloops met een vloeiend thema in de violen, alsof de muziek al begonnen was. Korte erupties van het koper dwingen de muziek naar een fortissimo uitroep. Opvallend in deze finale is het milde tweede zangthema, dat bijdraagt aan de grote contrasten. In de doorwerking manoeuvreert Bruckner door alle mogelijke toonaarden. De terugkeer van het ritmische motief dat de symfonie opende maakt de grote boog over de hele symfonie compleet. Trombone, tuba en pauken bevrijden tenslotte met grandioze triolen het orkest uit het obsessief gehamerde patroon.

Bruckner arriveert in de hemel en wordt ontvangen door Liszt, Wagner, Schubert, Schuman, von Weber, Mozart e.a.   Silhouet van Otto Böhler

 

Marien Abspoel, programmatoelichting De Philharmonie november 2011