Debussy: Le Martyre de St.Sébastien | Afdrukken |
zaterdag, 25 december 2010 20:46

Uit Kunstof, maandblad van het Cultureel Centrum van de Vrije Universiteit, januari 1995

VU-orkest speelt Debussy en Stravinsky: De Martelaar als voorspel tot de Vuurvogel

In januari verzorgt het VU-orkest voor de tweede keer het Nieuwjaarsconcert van de VU-vereniging. Dit keer in het Concertgebouw in Haarlem. Uiteraard wordt ook het Amsterdamse publiek niet vergeten. Op het programma staan twee grote theatrale werken, die in het begin van deze eeuw flinke opschudding hebben veroorzaakt. Le Martyre de St. Sébastien van Debussy krenkte het morele gevoel van de patriarchen van de katholieke kerk vanwege de onconventionele belichting van kerkelijke dogma’s. De Vuurvogel van Stravinsky vertoont de eerste sporen van zogenaamde ‘primitieve ritmiek’, die het esthetisch gevoel van de toenmalige luisteraar tartte.

Beide werken gelden in orkestraal opzicht als hoogtepunten van de muziekgeschiedenis. Een enorm orkest wordt in stelling gebracht. Naast strijkers een viervoudige houtblazersbezetting en slagwerk vragen beide werken om drie harpen een een celesta, een soort klokkenspelpiano.

Primitief

De Vuurvogel wordt beschouwd als het meest impressionistische en romantische werk van Igor Stravinsky. Tegelijkertijd kondigt zich echter al een afscheid van die romantiek aan en zijn impressies verstoord door een voor die tijd onthutsende vitale ritmiek, die de luisteraar als het ware lijfelijk bij de muziek betrekt. De Vuurvogel is onvervalste balletmuziek, maar niet in de ondergeschikte betekenis. Integendeel, de muziek zet het gehele theater, de dans, mime en regie naar zijn hand. Het publiek, dat de impressionistische muziek van Debussy en Ravel juist begon te waarderen, kon de ‘primitieve geluidserupties’ ternauwernood verwerken. In de Parijse Opera gingen voor- en tegenstanders elkaar tijdens de voorstelling te lijf. Voor onze twintigste-eeuwse oren, platgewalst door heavy metal, house en walkman is deze opschudding nauwelijks voor te stellen. Misschien dat de luisteraars rond 1910 zich meer met ‘vernieuwing’ bemoeiden dan tegenwoordig, in dit tijdperk van ‘alles kan, en ieder zijn eigen (onherkenbare) stijl’. Zelfs in het eerste grote werk van Stravinsky is onmiskenbaar de signatuur van de meester aanwezig. Stravinsky hanteerde gedurende zijn lange productieve leven vele stijlen, maar wist altijd een persoonlijke herkenbaarheid te bewaren.
Het verhaal van de Vuurvogel is gebaseerd op een traditioneel Russisch sprookje. Een magische wondervogel redt de goede prins en prinsessen en vernietigt Kastchei als symbool van alle kwaad. Glorieuze finale!
Ondanks dat de muziek in formele zin nogal fragmentarisch is, kan het scenische verhaal haast van noot tot noot worden gevolgd. In deze zin verdient de complete balletmuziek de voorkeur boven de vaker gehoorde orkestsuites. Stravinsky heeft het ballet rijk georkestreerd. Bijzondere geluidseffecten dragen bij aan een uitbundig klankpalet. De Dans van de onderwereld en de Finale behoren niet voor niets tot klassiekers van de twintigste eeuw.

EsoterischSt. Sébastien

Le Martyre de St. Sébastien van Claude Debusy werd opgezet als een groots mysteriespektakel, dat als in een totaaltheater toneel, declamatie, rituele processies en muziek samenbrengt. De eerste uitvoering nam vijf uur in beslag. Het VU-orkest speelt een concertante versie zonder declamatie en andere theatrale onderdelen. Het orkest wordt bijgestaan door drie solisten en het Nederlands Concert Koor, het voormalige Concertgebouwkoor.
Als leidraad wordt het verhaal ten tonele gevoerd van Sébastien, de jonge knappe officier van Praetorius, die volgens de overlevering in de derde eeuw door zijn eigen boogschutters werd gedood omdat hij sympathiseerde met veroordeelde Christenen. In de Parijse intellectuele kringen rond 1910 stonden spiritualiteit, esoterica en religieuze vernieuwing zeer in de belangstelling. De Theosofie maakte bijvoorbeeld een grote bloeitijd mee. Spiritualiteit zal ons trouwens onder de noemer van ‘New Age’ in deze tijd ook niet onbekend in de oren klinken. De thematiek van Le Martyre speelt dankbaar in op deze modieuze belangstelling. Bovendien was Debussy gefascineerd door de opera Parsifal van Wagner. Daarin wordt onder de noemer ‘Buhnenweihfestspiel’ een mengeling van Christelijke symboliek, heidense legenden, erotiek en martelaarschap ten tonele gevoerd. Deze elementen kunnen we eveneens ontdekken in het libretto van D’Annunzio voor Le Martyre.
De eerste uitvoering werd bemoeilijkt door een conflict met de Katholieke Kerk. Debussy en D’Annunzio verdedigden zich met de uitspraak, dat het werk de expressie vormde van ware religieuze ervaring. De aartsbisschop van Parijs zal zich wellicht gestoord hebben aan de pantheïstische en erotische verwijzingen.
De letterlijke tekst die wordt gedeclameerd en gezongen door solisten en koor is voor de doorsnee nuchtere Hollander gezwollen, extatisch en pathetisch. Met minder respect gezegd ronduit drakerig. Gelukkig klinkt dat in het Frans een stuk prettiger. De onverstaanbaarheid is in dit geval misschien meegenomen.

Erotisch

Toch kan in de behandeling van het bizarre verhaal een link gelegd worden met actuele theaterontwikkelingen. Al even voor 1900 werd een ballet uitgevoerd op het eerste orkestwerk van Debussy: Prélude à l’après-midi d’un Faune. Dit is het eerste ballet waarin een mannelijke danser als Nimf solo danst, zonder zich dienstbaar te maken aan spartelend vrouwelijk schoon, en zich, spaarzaam gekleed, beijvert in de expressie van sensuele bewegingen. Deze traditionele rolverschuiving werd verzacht door een exotisch ogende enscenering. De uitvoering van Le Martyre doet er echter nog een schepje bovenop. De hoofdrol St. Sébastien in dit mysteriespel vol Christelijke symboliek werd gedanst door een Joodse vrouw, Ida Rubinstein. Het eerste bedrijf voert een tweeling ten tonele, die tot de marteldood wordt veroordeeld vanwege hun Christelijk geloof. De broers worden gezongen door twee vrouwen. Koning Augustus is verliefd op de mooie St. Sébastien. Deze kiest zelf voor de rituele marteldood door zich met de (gevleugelde!) pijlen van zijn eigen boogschutters te laten beschieten. Na zijn dood blijven als een wonder alle pijlen achter in de laurierboom waaraan hij vastgebonden was. Bij oppervlakkige Freudiaanse lezing biedt dit verhaal reeds een incestueuze verwerking van een onbevlekte ontvangenis. Het gaat te ver om Le Martyre direct de homoscene binnen te loodsen, of als sadomasochistische travestieact af te schilderen. Maar de weinig verhulde uitbeelding van (homo-)erotische sensualiteit in beeld en muziek doet eerder denken aan experimenteel postmodern theater dan aan vooroorlogs Impressionisme. Debussy
Het is eveneens weinigzeggend om van erotische muziek te spreken. De verwijzingen naar erotiek in de Martyre en de Faune van Debussy of in de Bolero van Ravel zijn echter beslist niet uitgevonden aan het eind van de zeventiger jaren met de film TEN. Een dominante rol van de drie harpen en vier hyperventilerende fluiten roepen de sfeer van BILITIS op. Ook liefhebbers van Worldmusic, New-Age of relaxatietherapie zullen elementen van herkenning aantreffen, alles uiteraard àvant la lettre. We kunnen het Debussy als baanbreker moeilijk kwalijk nemen, dat zijn muziek aanleiding gaf tot veelal anonieme stijlkopieën.
Le Martyre de St. Sébastien bevat prachtige muziek en een stralende Finale. Met zijn enorme bezetting van meer dan tweehonderd uitvoerenden is spektakel in de concertzaal gegarandeerd. Toch zal menigeen met opluchting constateren, dat na de pauze de vrome geketende Martelaar is opgevolgd door de uitbundig fladderende Vuurvogel.

VU-Orkest en Nederlands Concert Koor, onder leiding van dirigent Daan Admiraal.
m.m.v. Elma van den Dool, Marianne Ketel, Liduin Stumpel.
Debussy: Le Martyre de St. Sébastien
Stravinsky: De Vuurvogel, complete balletmuziek
14 januari 1995  20.15 Concertgebouw, Haarlem (Nieuwjaarconcert VU-vereniging)
15 januari 1995  14.15  Concertgebouw, Amsterdam

Marien Abspoel