Rautavaara: Angel of Dusk | Afdrukken |
woensdag, 18 april 2012 12:44

Concert voor contrabas en orkest (1980)

His First Appearance  -  His Monologue   -   His Last Appearance

In de programma’s van symfonieorkesten zijn piano- en vioolconcerten oververtegenwoordigd. Met cello als derde kandidaat-solist komen alle andere instrumenten in de achterhoede. En pas als je die achterhoede van fluit, hobo, klarinet, fagot, trompet, hoorn en altviool gehad hebt dan kom je nog zeldzame gevallen tegen zoals harp, klavecimbel, trombone, en … contrabas. Ook voor componisten is het een uitzondering om een concert buiten de standaard voorkeuze te schrijven. Als een componist zijn stuk dan ook nog ‘Engel van het schemerdonker’ noemt, dan hebben we wat uit te leggen.

Einojuhani Rautavaara werd in 1928 geboren in Helsinki en heeft in de loop van zijn meer dan 50-jarige carrière verschillende stijlen toegepast, van neoclassicisme via twaalftoonsmuziek naar een meer toegankelijk neoromantisch idioom vanaf de zeventiger jaren. Ook in de latere werken blijft hij experimenteren met moderne technieken en klanken.
Zijn bekendste werk is wellicht ‘Cantus Arcticus’ voor orkest en geluidstape met Arctische vogelgeluiden. Hierin ontstaat een bijzondere mix van vogelgeluiden, vogelimitaties in het orkest, en neoromantische harmonieën. Op het eerste gehoor meer zoetgevooisd dan het Contrabasconcert. Toch is het niet moeilijk verwantschap te vinden. De 17-stemmig opgedeelde strijkerspassage aan het begin heeft ondanks het strict octatonische notenmateriaal wel iets weg van een vogelkolonie.


Het concert was oorspronkelijk een opdracht van Olga Koussevitzky (de vrouw van de beroemde dirigent (Sergei) en oprichter van de Koussevitzky foundation) in 1977. Zij zette na de dood van haar man de stichting voort, en steunde Rautavaara als student. Deze Olga Koussevitzky schonk de beroemde 17e-eeuwse contrabas die haar man had bespeeld aan de befaamde bassist Gary Karr, die dus waarschijnlijk de beoogde solist was. Maar Olga overleed, en het project werd uitgesteld. Toen de Finse Radio Organisatie aan Rautavaara een nieuw werk vroeg kwamen de ideeën over de ‘Angel of Dusk’ weer boven.

 

Rautavaara heeft een aantal werken geschreven met een verwijzing naar Engelen in de titel. Angels and Visitations (1978), de Zevende Symfonie: Angel of Light (1992) en de Angel of Dusk (1980), het contrabasconcert. Zelf schrijft hij over de verwijzing naar engelen in zijn Engelentrilogie: "De fantasiewereld van deze serie wordt vaak verkeerd begrepen. Ik voelde mij overtuigd over de Engelen in de titels van mijn werken in de zeventiger jaren, toen mijn collegae hun werken abstracte titels gaven zoals ‘structuren voor strijkers’. Nu ben ik mij bewust dat engelen populair zijn geworden in een banale zin met het New Age fenomeen." Hij licht zijn inspiratie voor de titels toe: "Deze engelen stammen niet af van kindersprookjes; de engel is een archetype die verbonden is met een oude menselijke traditie. Zoals C.G. Jung zegt: Niemand kan het volledige verlies van het archetype verdragen. Wij moeten [de archetypes] volgen, zelf tegenwoordig, als we onze levens onder controle willen houden en de wereld proberen te begrijpen."
Rautavaara verwijst naar zijn kinderlijke ervaringen wanneer hij zich herinnert: "Telkens opnieuw in mijn dromen, nadert mij een enorm, grauw, machtig, zwijgend wezen, en grijpt mij in zijn armen, zodat ik vreesde dat zijn machtige aanwezigheid mij zou verstikken. Ik vocht voor behoud van leven tot ik wakker werd. De gestalte kwam terug iedere nacht, en ik bracht dagen door in angst voor zijn terugkeer. Tenslotte, na tientallen van deze gevechten, leerde ik mij over te geven, deel te worden ervan, en na een poos eindigden de nachtelijke bezoeken." Later legde hij in zijn toelichting verbinding met de gedichten van William Blake en Rainer Maria Rilke’s beelden van engelen: "iedere engel is verschrikkelijk" De inspiratie voor de ‘Engel’ werken vond Rautavaara in Rilke’s versregel "zou één mij plotseling aan zijn hart drukken: ik zou ten onder gaan in zijn aanwezigheid."
Het tot de verbeelding sprekende solo-instrument maakt dat de ‘Angel of Dusk’, de Engel van het schemerdonker, niet alleen een innerlijke verbeelding is, maar in het concert een gestalte krijgt. Is de contrabas of zijn bespeler misschien deze ontzagwekkende gestalte uit Rautavaara’s kinderdroom? Onze solist Szymon Marciniak is hier duidelijk over: ‘Uiteraard is de contrabas de stem van "Angel" door het hele werk. Geen toeval dat juist contrabas als donker en laag klinkend instrument werd gekozen om de donkere, boze engel te symboliseren.
De bijna gewelddadige onderbrekingen van solistische passages door het massieve orkestgeluid geven een groteske uitbeelding van deze innerlijke strijd. En de merkwaardige geluiden die de solist in het tweede cadens-achtige deel uit zijn instrument oproept, doen denken aan een oude man die ‘s nachts stommelend op een donkere zolder rondwaart.

Rautavaara schrijft over dit concert: "De hulp van de contrabasvirtuoos Olli Kosonen was onmisbaar tijdens mijn werk aan het stuk. Ik leende ook een contrabas en experimenteerde thuis, en werkte nieuwe speeltechnieken uit voor dit ongebruikelijke maar innemende solo-instrument." Dat is vooral te herkennen in het tweede deel, waar de componist met grafische precisie beschrijft hoe de solist de partij moet spelen.

 

Rautavaara licht het concert alsvolgt toe: "In het eerste deel wordt de gezongen cantilene van de contrabas geregeld onderbroken door dissonante uitbarstingen in het orkest. Deze dwingen de solist te participeren in een dialoog die uiteindelijk het originele thema vervormt. Deze zogenaamde ‘verstoringstechniek’, komt veel voor in mijn werken in de zeventiger jaren.
Het tweede deel: ‘His Monologue’, is een solocadens waarin de fantastische klankkleuren en technieken van de bas alleen terloopse commentaren uitlokt in het orkest.
Het laatste deel: ‘His last appearance’ begint met een geleidelijk stijgend vredig wiegend thema. Dit geeft ruimte aan snelle figuraties van de contrabas afgewisseld met orkestpassages, totdat uiteindelijk de solist en het orkest samenvloeien in een finale catharsis
."
Het concert is Rautavaara blijven achtervolgen, want hij maakte later ook een bewerking voor kamerorkest, en een aparte versie met begeleiding door twee piano’s en slagwerk (1993). 

Na de angstwekkende bespiegelingen uit zijn kindertijd laten we Rautavaara tenslotte graag in een meer optimistische bui aan het woord: "Het is mijn overtuiging dat muziek groot is als de luisteraar in een moment een glimp van de eeuwigheid opvangt door het raam van de tijd. Dit is, naar mijn idee, de enige ware rechtvaardiging voor alle kunst. Al het andere is van ondergeschikt belang." En: "Wanneer je jezelf wilt overgeven aan muziek, zoals aan een geliefde, ervaar de boodschap dan als een geheel. Niet als een verhalende beschrijving maar als de schepping van de wereld zelf."
Iets van dit visioen is wellicht te horen in de berustende afsluiting van het concert. Opstijgende lijnen in de strijkers doen geloven dat Rautavaara deel is geworden van deze schepping. De luisteraar misschien ook.

 

Over dit concert schrijft de solist Szymon Marciniak:
Het is een zeer uitdagend werk voor solist vanwege de onconventionele en virtuoze manier van schrijven. De cantilenen in het hoogste registers van contrabas vragen een goede conditie van solist. Ook het groot bezette orkest biedt voor de contrabas een uitdaging voor klankprojectie en balans. Het is niet makkelijk om de muzikale spanningsboog over alle delen te behouden. De contrabas wordt als een echte ‘held’ gepresenteerd, en zijn stem domineert het hele stuk.

De snaren van de contrabas worden voor dit concert een hele toon hoger gestemd. Er zijn veel discussies over de ‘ideale’ stemming van de contrabas. Deze scordatura-aanpassing wordt in de meeste concerten en solowerken voor contrabas gebruikt. Sinds het begin van de 20ste eeuw wordt de contrabas solistisch gebruikt. Er werd destijds op darmsnaren gespeeld van slechte kwaliteit. Het hoger stemmen werd gebruikt om het geluid van de bas meer helderheid en focus te geven. In het hoge register gaat de toon dan meer op een cello lijken. Tegenwoordig, met de ontwikkeling van stalen snaren en ‘moderne’ darmsnaren uit topmateriaal is de scordatura niet meer altijd nodig. Er zijn solisten die uitsluitend standaardstemming gebruiken maar de meeste contrabasconcerten en solowerken zijn zoals ook bij Rautavaara voor de hogere stemming geschreven.

Programma Symfonieorkest De Philharmonie o.l.v. Daan Admiraal m.m.v. Szymon Marciniak, contrabas   april 2012

www.DePhilharmonie.nl   www.szymonmarciniak.info