Gilius van Bergeijk: BAC | Afdrukken |
zaterdag, 25 december 2010 15:02

 

Bach in stukjes gehakt voor draaiorgel

The Busy Drone (drone = dar, bas, dreun) is een groot draaiorgel, dat in 1924 in Antwerpen werd gebouwd als een dansorgel voor gebruik in café’s en danszalen. Het werd in 1965 gevonden in een orgelfabriek, en gekocht door Uitgeverij De Bezige Bij, waaraan het orgel zijn nieuwe naam dankt.

Het klavier heeft 92 ‘toetsen’, die als vingers de gaatjes van het draaiorgel aftasten. Deze toetsen bedienen de 601 pijpen en slagwerkregisters. Alle draaiorgelboeken zijn speciaal voor dit orgel gemaakt, en kunnen aIleen op dit klavier afgespeeld worden. Ruim tien jaar geleden is voor de aandrijving van het wiel een electromotor aangebracht.

Het draaiorgel staat sinds 1972 in het Stedelijk Museum, waar regelmatig orgelconcerten worden georganiseerd. Ook zijn Nederlandse componisten uitgenodigd werken voor dit orgel te componeren.

In 1967 kreeg Gilius van Bergeijk het verzoek een werk te schrijven voor The Busy Drone. Sinds zijn conservatoriumtijd speelde hij met ideeën van John Cage over het gebruik van toeval in de muziek. Cage en bijvoorbeeld Xenakis gebruikten toevalsexperimenten om nieuwe muziek te componeren. Bestaande klassieke werken kunnen natuurlijk ook op min of meer toevallige wijze veranderd worden. Het vormde echter altijd een obstakel, musici te moeten overtuigen. Wie wil van een Chopin Nocturne alleen de oneven tellen spelen? Het draaiorgel wijdt zich zonder oppositie aan zulke experimenten.

Van Bergeijk koos het Dubbelconcert voor viool en hobo van Bach, dat zelf een bewerking is van het Concert voor twee clavecymbels en strijkers. De procedure om systematisch van iedere maat de laatste tel af te hakken, berust vanuit de compositie gezien natuurlijk op pure willekeur. Bach zal bij het componeren geen rekening hebben gehouden met de ideeën van een Nederlander, die 250 jaar later zijn stuk zou verknippen in een draaiorgel. En toch is het verbazingwekkend, hoeveel er herkenbaar blijft van de oude Bach.

Het eerste Allegro in 4/4 maat is een wat stuurs walsje geworden, maar het polyfone stemmenweefsel sluit wonderwel aan.

In het langzame Adagio in 12/8ste maat kunnen we nog grotendeels de illusie koesteren een ongeschonden Bach te beluisteren. De ene ontbrekende achtste verleidt het gehoor tot een hinkstapsprong, maar de geest strijkt die plooien als vanzelf glad.

In het derde deel verdwijnt van iedere 2/4 maat de helft, en schieten de eentels maten in vliegende vaart over het draaiorgelboek. Dan realiseren we ons pas hoe rigoreus de systematische reductie te werk gaat.

Wat gebeurt er met de overgebleven tellen? Die komen als toetje na. Achter elkaar geschakeld vormen ze een passende finale. De abrupte overgangen dwingen de luisteraar regelmatig tot een tussensprintje. Het slot is beredeneerhaar. maar zet je toch op het verkeerde been.

Van Bergeijk heeft zich nog een richtlijn gesteld: om alle tonen en registers ‘op’ te gebruiken. Vanwege het bereik van het orgel werd het concert getransponeerd van c-klein naar f-klein. Enkele keren wordt het notenmateriaal van Bach onderbroken voor een soort vrije improvisatie op de slagwerkregisters. In het laatste deel heeft Van Bergeijk zich de eis gesteld, alle nog niet gebruikte registers van het draaiorgel te laten klinken.

Het tempo van het eerste deel en derde deel is heel hoog, en van het middendeel extra laag genomen, om de contrasten en het karikaturale karakter van deze transactie te benadrukken. De luisteraar mag deze cultuurshock op de luidruchtig orakelende Busy Drone dan ook met een glimlach beleven.

BAC ontleent zijn titel eveneens aan de procedure waarmee de muziek werd bewerkt. Bach een h gekrenkt.

 

Programmaboekje VU kamerorkest, januari 1994

© Marien Abspoel, m.m.v. Gilius van Bergeijk