Béla Bartók : Concert voor Orkest | Afdrukken |
zaterdag, 25 december 2010 15:08

Levensbeschouwing
Bence Szabolcsi bespreekt in een artikel in de New Hungarian Quarterly de wereldbeschouwing van Béla Bartók, met name zijn visie op mensen en de natuur. Bartók was een groot natuurliefhebber. Op zijn reizen door de Balkan verzamelde hij behalve volksliederen ook insekten en mineralen. Evenzeer bij het noteren van volksmelodieën als bij het determineren van vlinders of bloemen streefde Bartók de hoogst mogelijke precisie na. Wat in de muziek de geboorte van de wetenschappelijke etnomusicologie genoemd kan worden, was voor Bartók op vele terreinen een levenshouding. Hij ging daarin zo ver, dat hij de boerenliederen beschreef alsof het een natuurverschijnsel was. Bartók kon de muziek precies zo objectief en systematisch analyseren als hij insekten classificeerde. De boerengemeenschap zou zo een zijn met de natuur dat zij daarmee een organische eenheid vormde, en er geen botsing was tussen natuur en cultuur. Daarmee is Bartóks natuurverschijnsel wel een bezield fenomeen geworden. Je zou het misschien pantheïstisch kunnen noemen.

De boerengemeenschap als Ideaalbeeld
Bartók idealiseerde de boerengemeenschap tot een symbool. Dat is hem - als etnomusicologisch wetenschapper - wel verweten. En hij heeft vanaf 1905 jarenlang door Hongarije, Roemenie, en zelf tot in Turkije gereisd om de liederen van de boeren gemeenschappen op het platteland vast te leggen. En hij vond er veel, niet alleen in aantal, maar vooral in bijzondere muzikale kenmerken. Kenmerken, die het traditionele westerse muziek verrijkten en die Bartók in zijn eigen muzikale taal verwerkte. Een goede reden om te idealiseren.

Patriottisme en politiek
Maar hij ontmoette veel mensen, het was dus geen ideaalbeeld uit een zolderkamer. Hij moet ook de problemen, armoede, lokale ruzies gezien hebben, gebrek aan perspectief.
Was Bartók blind? Waarom deze kleuring van deze schijnbaar objectieve geest? Bartók kwam zelf niet uit die boerengemeenschap. Vanaf zijn jeugd had hij zich georiënteerd op het culturele klimaat in de grote steden: Budapest en Wenen. Daar domineerde het Duitse en Weense erfgoed, Wagner, Brahms en Beethoven. Bartók begon als jonge pianist en componist in de voetsporen van Liszt. De kennismaking met Also sprach Zarathustra en andere werken van Richard Strauss maakte grote indruk. Maar binnen progressieve hongaarse kunstkringen groeide verzet tegen de Habsburgse dominantie van het culturele leven. Zoltan Kodály heeft Bartók opmerkzaam gemaakt op de waarde van oorspronkelijke boeren volksmuziek. Gezamenlijk zijn zij vooral de boerenliederen gaan optekenen. Daarin hoopten zij de 'ware' cultuur van Hongarije te ontdekken. De kennismaking met werken van Debussy en Stravinsky heeft verder bijgedragen aan de verwijdering van het Habsburgse idioom. Maar Bartók kreeg in Budapest weinig positief onthaal met zijn nieuwe werken. Er was misschien wel meer belangstelling in Duitsland, in Wenen en in Zwitserland bij de gefortuneerde Paul Sacher. Zo werd Bartók zeker later in Amerika steeds meer een wereldburger. Toch was de grote stad in zijn visie een symbool van ontaarding, degeneratie en gebrek aan artistieke authenticiteit. Wagner en Brahms waren symbolen van Habsburgse onderdrukking, en de populaire zigeunermuziek uit de salons als zoethoudertje voor het publiek is het toonbeeld van een valse Hongaarse identiteit. Waren immers Brahms en Liszt er abusievelijk vanuit gegaan dat deze salonmuziek de Hongaarse cultuur vertegenwoordigde?
Er was dus zeker een ideologische reden om de Hongaarse boerengemeenschap te idealiseren. De zelfredzame boerengemeenschap onttrok zich cultureel en politiek aan het juk van Wenen.

Methodisch ideaal
Maar er zijn meer argumenten aan te geven voor deze visie. Het ideaalbeeld van de boerengemeenschap was instrumenteel voor zijn methode van etnomusicologie. Bartóks gedachtengang volgend, was de stedelijke wereld ontaard door zich te ontworstelen aan de natuur. De boerengemeenschap is een eenheid met de natuur. Door die eenheid, kan de muziek als wetenschappelijk fenomeen aan die natuur worden afgelezen. Dát was Bartóks ideaal. Kodály was veel meer dan Bartók een erudiete gestudeerde man, die als classicus oog wilde hebben voor de historische ontwikkelingen van culturen, samenhangen en invloeden. Dat vond Bartók weinig interessant. Volgens een anecdote stond Bartóks boekenkast vol met ongelezen boeken. Omgedraaid kan je stellen dat een grote erudiete verantwoording van het culturele erfgoed een objectieve analyse van muzikale fenomenen zoals boerenliederen in de weg kan staan.

Muzikaal ideaal
Maar er is nog meer te zeggen over dit ideaalbeeld. Bartóks streven naar perfecte observatie en analyse golden niet alleen de natuur en het optekenen van volksliederen. Bartók streefde in zijn eigen compositorische werk ook de ideale vorm en structuur na. Het is bekend dat hij op zijn werken berekeningen losliet van de gulden snede en experimenteerde met symmetrische ritmiek. Zijn eigen werken waren voor Bartók ongetwijfeld belangrijker dan alle andere zaken. Bartók wist dat hij een voorloper was. Hij wilde ook dat zijn werken toonbeelden waren van de Hongaarse cultuur. Bartók gebruikte de boerenvolksmuziek als een symbool van van die cultuur. En boerenliederen waren een van zijn grootste inspiratiebronnen om zijn muziek te ontwikkelen. Bartók zag de boerengemeenschap als een natuurverschijnsel. Misschien zag hij zichzelf ook wel als een grillige speling van de natuur. Daarom had hij voor zijn ideale muziek ook een ideaal hebben in wereld dat zijn eigen ideaal kon weerspiegelen.
Daarom denk ik dat het krachtigste argument voor Bartóks ideaalbeeld van de boerengemeenschap ligt in de legitimatie van zijn eigen muzikale ideaalbeeld. En het indrukwekkende artistieke oeuvre van Bartók bevestigt de vruchtbaarheid van zijn werkwijze, zijn manier van leven.

Concert voor orkest en volksmuziek
Bartók schreef het Concert voor Orkest in 1943, twee jaar voor zijn vroegtijdige dood door leukemie. In 1939 was hij naar Amerika gevlucht voor de Duitse overheersing. Hij was al ziek, en kreeg van Sergei Koussevitsky de opdracht om een stuk te schrijven voor het Boston Symphony Orchestra. Het werk behoort met het derde pianoconcert, het altvioolconcert en de vioolsolo sonate tot zijn laatste werken. De titel ConcertMet de titel Concert voor orkest geeft Bartók aan benoemt dat alle instrumentalisten zich losmaken uit het orkest om solistisch op de voorgrond te treden. Toch heeft het werk een grote symfonische opbouw, en staat het ver van het barokke Concerto grosso of de neoklassieke varianten daarvan. De luisteraar kan zeker meer dan een divertimento verwachten.
Op het eerste gehoor staat de muziek ver van volksmuziek vandaan. Er is zeker geen pastiche of citaat te vinden. Toch zijn er stijlkenmerken te vinden in de muziek die Bartók zelf in de volksliederen van de Balkan heeft ontdekt. Het emotionele thema in de introductie, dat terugkeert in het derde deel is een goed voorbeeld van wat Bartók parlando - rubato stijl noemt. De vrije ritmiek wordt geleid door de expressie van de tekst .(voorbeeld 1: introductie : eerste thema: trompetten
Het snelle eerste thema met zijn dorische modus vertegenwoordigt het tempo giusto ritme dat Bartók veel aantrof in oude liederen.
(voorbeeld 2: Eerste deel: eerste thema)
De voortdurende maatwisseling in het vierde deel doet denken aan Roemeense dansen met samengestelde ritmes.
En hoewel de melodieën in het tweede en vierde deel ongetwijfeld van de componist zijn, proef je een burleske sfeer die dicht bij de boerenmuziek staat.
Het slotdeel begint met een wervelende dans, waarbij je weinig verbeelding nodig hebt om je een Hongaarse feestscène voor te stellen.
Bij Bartók speelt variatie een belangrijke rol in de ontwikkeling van de structuur. Thema's en motieven veranderen en worden omspeeld. Dat is wezenlijk anders dan de strenge klassieke sonatevorm, en staat veel dichter bij de praktijk van volksliederen die als een levende traditie in vele vormen voorkomen en aangepast worden aan de gelegenheid.

Symmetrische vorm en middelpunt
De variaties geven het Concert voor Orkest een enorme rijkdom aan ideeën. In het eerste deel komen tussen de drie(!) hoofdthema's verscheidene neventhema's bovendrijven met een adembenemende emotionele lading. Toch is Bartók erin geslaagd het Concert voor orkest een zeer overtuigende grote vorm te geven. Al eerder heeft hij geëxperimenteerd met een drie- en vijfdelige symmetrische vorm. In het vijfdelige Concert voor orkest worden de hoekdelen geflankeerd door twee scherzo's.
Het tweede deel heeft als titel 'Spel der Paren'. Paarsgewijs laat Bartók fagotten spelen in sexten, hobo's in tertsen, klarinetten in septiemen, fluiten in kwinten en trompetten in secundes. Na een ontroerend koperkoraal herhaalt de parendans zich, terwijl een derde en vierde stem de paren omspelen.
Het vierde deel heet 'onderbroken intermezzo' en begint als een luchtig en onbezorgd dansje, maar ontaart in een satirisch hoongelach, waarvoor Bartók een thema uit de kort tevoren in New York gespeelde Zevende Symfonie van Sjostakovitsj parodiëert. Bartók was geschokt door de schijnbare banaliteit van het thema.
De Elegie is het middendeel van het Concert voor orkest en ongetwijfeld het emotionele hart van het werk. Een klaagzang van een eenzame hobo wordt omringd door mysterieuze nachtgeluiden. Drie keer kraait de haan (hobo, althobo en hoorn) voordat de catastrofale eruptie losbarst. Hoewel Bartók niet kerkelijk was kan deze christelijke symboliek geen toeval zijn.
In veel van Bartóks werken vormen de langzame middendelen het emotionele middelpunt. Nergens is de muziek abstrakt. Het is getuigenismuziek waarin iemand (Bartók zelf) in desolate eenzaamheid doolt in een verscheurde wereld die hem en zijn geliefde Hongaarse cultuur naar het leven staat.
Delen uit de pianoconcerten, de 'Muziek', het Divertimento en het Concert voor orkest zijn wel gebruikt als begeleiding bij films over de verschrikkingen van de oorlog. Hoe bepalend de wereldoorlogen ook zijn geweest voor het leven en werken van Bartók, toch doet dat gebruik geen recht aan de meest persoonlijke getuigenis van de kunstenaar. Dat Bartók ten alle tijden zijn idealen hoog hield maakt deze muziek tragisch en ontroerend tegelijk. De katharsis van deze spanning ontlaadt zich altijd in een laatste deel, waarin de autobiografische hoofdpersoon wordt opgenomen in een energieke volksdans. Zo ook in het Concert voor orkest. De volksmuziek is de drijvende kracht en redding van de humane wereld.

Programmaboekje De Philharmonie Amsterdam, december 2001

© Marien Abspoel