Albert Roussel: Derde Symfonie Op.42 (1930) | Afdrukken |
maandag, 26 november 2018 21:56

1.    Allegro vivace
2.    Adagio
3.    Vivace
4.    Allegro con spirito
Albert Roussel (1869 – 1937) zit met zijn geboortejaar tussen Debussy (1962) en Ravel (1975) in. Hij  begon al met componeren toen hij bij de marine in dienst was. Later studeerde hij bij Vincent d’Indy waar hij ook de invloed van diens leermeester César Franck onderging. Hij ging op huwelijksreis naar India en Zuidoost-Azië, en verbond het impressionisme met oosterse inspiratie, onder andere in de Evocacions en zijn opera-ballet Padmávatî. In de eerste wereldoorlog diende hij als ambulancechauffeur in het leger.

Vanaf 1920 ontwikkelde hij een meer neo-klassieke en energieke stijl, ongeveer in dezelfde periode als ook Igor Stravinsky zijn verkenning van neo-klassieke idioom begon met zijn Pulcinella. Martinu was vanaf 1923 leerling van Roussel. Hij mocht ook Eric Satie tot zijn leerlingen rekenen, hoewel Satie ouder was dan hijzelf. Roussel kon veel invloeden een plek geven in een persoonlijke stijl, en hij is ook een interessante tussenfiguur geworden die de verbinding met de traditie behoudt, en vooruit kijkt naar de Group des Six.

Anders dan César Franck en neo-Wagneriaanse voorbeelden uit die tijd zijn de werken van Roussel niet zozeer beschrijvende symfonische gedichten, maar eerder een weerslag van stemming of sfeertekening.
Roussel schreef vier symfonieën, en zette daarmee de symfonie in de 20ste eeuw in Frankrijk zo ongeveer op de kaart. Sergei Koussevitsky, beroemd dirigent van de Boston Symphony Orchestra hoorde zijn Tweede Symfonie. Koussevitsky was getrouwd met de mecenas Natalie Ushkova, dochter van een rijke thee-magnaat en hij heeft heel veel compositieopdrachten gegeven. Zo werd Roussel uitgenodigd om zijn Derde Symfonie te schrijven voor het vijftigjarig jubileum van de Boston Symphony Orchestra.

Roussel’s melodieën en harmonieën zijn bijzonder en zeer persoonlijk. Net als veel tijdgenoten gebruikt hij modale kerktoonladders, en je zou zijn harmonie vaak bitonaal kunnen noemen. Vanuit zijn reizen naar India heeft hij inspiratie voor repetitieve motieven meegenomen.

Hoewel Roussel zich in de laatste fase van zijn scheppen niet als een vernieuwer zag, treffen we in zijn muziek kenmerken aan die verwijzen naar Stravinsky en vooral Prokofiev. Parijs was in die jaren een culturele smeltkroes, en vooral Les Ballets Russes van Diaghilev maakte furore. Vandaar dat ook Prokofiev jaren in Parijs verbleef en vriendschap sloot met Roussel. Zij zullen in elkaar een geestverwantschap hebben herkend, want beiden delen een liefde voor vitale energie en ostinato ritme, dat we ook direct horen bij de opening van de Derde Symfonie. Ook speelt Roussel met bijna triviale motiefjes die toch als een oorwurm in het geheugen blijven; Ook horen we vaak wringende dissonanten, zoals in de bij vlagen groteske Finale.
Ondanks de feestelijke sfeer is er in deze muziek veel meer dan alleen Franse lichtvoetigheid te horen.

Het muzikale zwaartepunt van de symfonie ligt ongetwijfeld in het langzame tweede deel met en veelstemmige schrijfwijze en wonderbaarlijke harmonieën. Maar zelfs in dit Adagio voegt Roussel ritmische intermezzi, die met weerbarstige motieven de romantiek verstoren.
In de rapsodisch opgezette feestelijke Finale biedt de wonderlijk mooie vioolsolo nog een onverwacht rustpunt voordat de Symfonie flitsend besluit.
Roussel was aanwezig bij de première in Boston op 24 oktober 1930.

Concerten De Philharmonie voorjaar 2018